In het najaar van 1989 kwam er een einde aan 44 jaar communistisch bewind, dat was uitgelopen in een dictatuur met maar één partij. Na de val van de Berlijnse Muur barstte de bom ook in Roemenië, met als aanleiding protesten van mijnwerkers in de straten van Timisoara. De onvrede sloeg over naar Boekarest. Dat liep uit in een gewapende confrontatie waarbij meer dan 1000 doden vielen.
Verschillende groepen raakten slaags. De kogelgaten zijn nog steeds te zien in sommige gebouwen. Tot op heden is niet helemaal duidelijk welke rol verschillende partijen hebben gespeeld. Door veel Roemenen wordt enigszins smalend gesproken over de 'revolutie'. Algemeen is men van mening dat het meer een coupe was dan een revolutie. Officieel is het land nu een democratie en bestaat de communistische partij niet meer.
De mening van veel Roemenen over politici is niet al te best. Men klaagt dat politici altijd hetzelfde zijn: je wordt politicus om er vooral zelf beter van te worden. Tegelijk lijkt men er ook in te berusten: politici en politiek zijn nu eenmaal zo. Politici zorgen er liefst voor dat hun politieke daden worden geautoriseerd door democratisch genomen besluiten. De tegenkrachten worden als het even kan verzwakt. Wetten worden het liefst zo gemaakt dat ze in het voordeel van de politici uitwerken en houden vaak weinig rekening met gewone burgers, minderheden of zelfs uitvoerbaarheid.
Roemenië is geaccepteerd als lid van de EU. Die relatie zorgt ervoor dat er enig corrigerend vermogen is om zaken als corruptie etc. aan te pakken, al proberen de Roemeense machthebbers daar vaak onderuit te komen. Een 'masterplan' voor de ontwikkeling van het land heb ik nooit kunnen ontdekken. Het lijkt er meer op dat mensen aan de macht eigenlijk gewoon proberen aan de macht te blijven en prima gedijen in een klimaat van beperkte chaos.
Bij verkiezingen proberen de lijsttrekkers de kiezers te paaien met simpele en opzichtige douceurtjes (bijvoorbeeld een gratis zak rijst). De regering geneerde zich ook helemaal niet om bijvoorbeeld een wet in te dienen die regelde dat omkoping tot €20.000 niet strafbaar zou zijn. Dat is gelukkig voorkomen, maar het bewees wel dat politici ddorgaans geen moeite deden om corruptie te bestrijden. Politici staan in het algemeen niet bekend als mensen die het publieke belang dienen en de natie verder willen helpen.
Is het dus een zegen of een vloek dat Roemenië lid van de EU is? In elk geval denken de meeste Roemenen daar positief over. Alleen is dan wel belangrijk wat je onder 'zegen' of 'vloek' verstaat. Tekenend was de mening van de burgemeester van Târgu-Neamţ, toen we hem in 2007 interviewden in het kader van het leermiddelenproject <Europe is Us>. De scholiere van het Marnix College stelde hem de vraag: "Wat verwacht u van de EU?" Zijn antwoord was direct en zonder aarzelen: "Geld". "En wat kan Roemenië bijdragen aan de EU?" was de vervolgvraag natuurlijk. Ook dat antwoord was duidelijk: "Niets".
Nu heeft deze burgemeester het niet heel lang volgehouden, maar er zijn voorbeelden genoeg van bestuurders van alle niveaus, dat die een houding hadden die niet veel anders was. Een zwakke reputatie had ook Elena Băsescu, de dochter van premier Traian Băsescu , die als lid van het Europarlement aanwezig was op alle feestjes, maar lang niet altijd in het EP. En als ze zich daar wel liet zien, scheen ze bij elke stemming "voor" te stemmen. Dat leverde natuurlijk regelmatig tegenstrijdige standpunten op, maar als ze daarop werd bevraagd zou ze hebben geantwoord ze dat ze vrij was om te stemmen zoals ze wilde.
Natuurlijk is Roemenië nog steeds een zogenaamd netto-ontvangend land. In de eerste jaren (na de toetreding in 2007) is veel geld toegekend aan Roemeense projecten op het gebied van infrastructuur, de agrarische sector en cultuur. Later is een (soms relatief groot) deel niet overgemaakt omdat de uitvoering niet voldeed aan de eisen. Dat is naar mijn idee ook te wijten aan een andere ondernemingscultuur: na 1989 zijn de meeste staatsinstellingen geprivatiseerd, en was een en ander niet goed juridisch geregeld. Men was gewoon niet gewend aan controle van 'bovenaf', ondernemen was gewoon meer een kwestie van 'overal waar mogelijk geld uit slaan', zonder sociale en juridische begrenzingen.
Corruptie in het bedrijfsleven was en is nog steeds sterk verweven met de politiek. Corruptie is het bindmiddel tussen politiek en bedrijfsleven. Ondernemers kunnen meer hun gang gaan naarmate bestuurders van de overheid (van hoog tot laag) tegen betaling vergunningen verstrekken of een oogje dichtknijpen bij het handhaven van wettelijke regelingen en inspecties. Omgekeerd hebben die bestuurders baat bij het bevoordelen van ondernemingen als die ervoor zorgen dat ze bij de eerstvolgende verkiezingen weer worden herkozen. Het helpt daarbij niet dat leidinggevende functies bij overheidsinstellingen politieke benoemingen zijn. Als directeur van een bank, school of ziekenhuis is niet doorslaggevend of je capabel bent, maar of je hoog genoeg staat aangeschreven in een politieke partij die aan de macht is. Deze verwevenheid maakt een verandering bijzonder moeilijk, dat mag duidelijk zijn.
Zijn er dan geen nieuwe initiatieven van frisse partijen? Als zoveel mensen steen en been klagen over de huidige politici, zouden nieuwe partijen die het socialer, groener of bijvoorbeeld Europeser zouden willen doen, toch veel potentie hebben?
In de praktijk komen dit soort initiatieven wel op, maar zodra ze echt bovengronds beginnen te groeien, worden ze op alle mogelijke manieren tegengewerkt. Publiciteit genereren is lastig doordat belangrijke media in handen zijn van politici. Er kunnen wetten worden aangenomen die het meedoen aan verkiezingen lastig maken. Als je als partij niet corrupt wilt zijn, kun je al niet rekenen op de steun van invloedrijke andere politici en zakenmensen. Gesubsidieerd worden door de overheid is niet echt mogelijk als de mensen aan de macht de opkomst van een tegenpartij niet zien zitten. Zo heeft Volt een Roemeense afdeling, maar voor Roemenen was het niet mogelijk om een Roemeense website te bezoeken.
Als je als burger je wilt inzetten voor nieuwe politiek, word je al gauw vermalen tussen de raderen van de bestaande partijenmachine. Als men het al toelaat, moet je daar onmogelijk veel energie in stoppen en houd je dat niet lang vol, zo gaat dat vaak. Veel mensen zijn ontevreden, maar halen ook gelaten hun schouders op over de situatie: het is niet goed, maar het is ook niet te veranderen.
Tijdens mijn vele bezoeken aan Roemenië ging ik vaak langs bij de oude Loţi Pindic. Van hem heb ik wijn maken geleerd, maar voor hem was veel belangrijker: praten over politiek. Als ik weer vertrok na zo'n bezoek, kreeg ik altijd een lijstje mee van zaken die nodig moesten veranderen en 'domnul professor' kon daar volgens hem voor zorgen. Ik had immers goede contacten in het Europees Parlement en zelfs met (toenmalig) koningin Beatrix? Loţi was een gewone boekhouder geweest, maar zijn ideeën waren echt een stuk beter dan van de politici die hij bekritiseerde. Het is mij nooit gelukt om zijn ideeën door te spelen aan leden van het EP, maar bij een goede gelegenheid heb ik het wel over mijn oude vriend gehad met Beatrix. Toen ze afstand gedaan had van de troon vond Loţi dat ze nu wel tijd had om in cognito naar zijn huisje te komen voor een goed gesprek. Die uitnodiging werd natuurlijk beleefd afgeslagen door de prinses, maar de brief met de beste wensen voor hem heeft bij Loţi tot zijn dood op de ombouw van zijn bedbank gestaan.
Voor wie meer wil weten van de geschiedenis van het land en allerlei ontwikkelingen in het verleden, raad ik het boek Roemenië van Jan Willem Bos aan (ISBN: 9789068324464). Of uitgebreider: Mijn Roemenië, van dezelfde auteur (ISBN 9789045019789) . Bos is beëdigd vertaler Roemeens en heeft enkele jaren gedoceerd aan de Universiteit van Boekarest.