‘Sorry hoor, maar ik ben nou eenmaal een drukke,’ zei ze. Ze zat op haar bed. Ik kon haar niet goed zien.
‘Ik mag mijn hoofd niet optillen,’ zei ik. ‘Je kunt ook hier komen, dan kunnen we makkelijker praten. Bovendien kun je mijn bekertje weer even vullen als je wilt.’
Ze kwam bij mijn hoofdeinde staan.
‘Hoi. Ik ben Moniek. En ik sterf van de zenuwen. Maar dat wist je al. En ik ben niet lelijk, wat vind jij?’
Moniek zat er al toen ik werd binnengereden. Ze was rond de veertig en absoluut niet mager. Ze kwam voor een hartkatheterisatie en wist nog niet wat er met haar daarna zou gebeuren. Haar man en een vriendin hadden haar gebracht. Het begeleidende afdelingshoofd wist die twee ervan te overtuigen dat ze beter naar huis konden gaan. Het kon nog wel eens lang duren en bezoek was niet toegestaan op de afdeling.
Intussen was ik geholpen en bezig aan mijn eerste beker vocht. Helemaal plat, om de plug in de lies op zijn plek te houden.
Ze was inderdaad niet lelijk, eerder aandoenlijk. In de vijf minuten nadat haar man was vertrokken, had ze haar halve leven al opgebiecht, een huilbui gehad en zich weer toonbaar gemaakt.
‘Ze zeggen dat ik me niet zo druk moet maken, maar hoe doe ik dat?’ Ze keek me aan. ‘Weet jij dat?’
‘Misschien weet ik wel hoe dat voor mezelf werkt, maar of jij daar wat aan hebt...?’
‘Nou ja, geeft ook niet. Vertel maar gewoon wat ze met je hebben gedaan. Hoe gaat dat? Doet het erg pijn? Zie je, ik ben als de dood dat het erg veel pijn gaat doen...’
Bij mij had het geen pijn gedaan, behalve het moment dat het ballonnetje de hele kransslagader had dichtgezet en ik even de felle pijn van een hartinfarct had gevoeld. Maar dat stukje van de behandeling sloeg ik over in mijn verslag. De dokter zou haar op dat moment wel duidelijk maken wat ze zou voelen en dat het goed zou komen.
Haar telefoon ging.
Echtgenoot informeerde hoe ze het maakte en meldde dat hij thuis een eitje had gebakken.
Ze zat hem gelijk op de nek.
‘Heb je het pannetje wel schoongemaakt? En het gasstel? En stofzuig gelijk even, want je zult er wel een bende van hebben gemaakt...!’
‘Ik weet het, ik weet het,’ zei ze toen ze weer aan mijn bed stond, van het ene been op het andere wippend. ‘Ik moet me er niet mee bemoeien, maar zo zit ik nu eenmaal in mekaar.’
‘En...?’
‘Nou ja, ik heb het dus niet voor niks aan mijn hart...’
Ik draaide mijn hoofd voorzichtig naar haar toe en zag de onrust.
‘En natuurlijk eet ik ook teveel. Kijk maar.’ Ze pakte een ‘extra’ laag van haar onderarm tussen duim en wijsvinger. ‘Nou ja, je zal wel gelijk hebben. Over een uurtje heb ik het ergste weer gehad en kan ik ook weer naar huis of zo...’
Gelukkig kwamen de zusters haar heel snel daarna halen. Ik moest wachten op de ambulance die me weer naar Ede moest vervoeren.
Niet lang daarna zaten de twee uren plat liggen erop en mocht ik voorzichtig rechtop zitten en daarna ook weer de gang op naar de wc. Wat een genot!
Ik was net weer een plas aan het doen toen ik de broeders hoorde aankomen en naar mij vragen. Toen ik nog gauw even de kamer binnenglipte waar ik had gelegen, werd Moniek binnengebracht.
‘Hallo!’ zei ze. ‘Ben je er nog?’ Meteen begon ze hard te huilen. ‘Ik moet een hartoperatie, en nou weet ik het niet meer!’ snikte ze. ‘Als je even deze kant op komt, kan ik je zien...’
Ze was erg verdrietig, maar ze potte het niet op. Integendeel.
‘Kijk mij nou,’ snotterde ze door. ‘Kennen we elkaar nog maar een half uur! En toch ben ik blij dat je er nog even bent...!’
De ambulancebroeders lieten ons maar even begaan. Ze hadden het druk, maar tijd voor een knuffel kon er nog wel af.
De hele verdere dag zat Moniek in mijn hoofd. En misschien wel een beetje in mijn hart ook...