In 1991 bezochten we natuurlijk ook scholen. Die waren op dat moment nog grotendeels zoals ze waren ingericht tijdens het communistisch regiem. Als wij binnenkwamen, stonden alle leerlingen braaf op, en tijdens de les kregen alleen de beste leerlingen een beurt. De lesmethoden waren door de staat uitgegeven, uniform. En behoorlijk traditioneel. De boeken waren gedrukt op een soort toiletpapier, omdat goed materiaal tot dan niet beschikbaar was, zeker niet voor schoolboeken. Onze meegebrachte wiskundeboeken werden in dank aanvaard, maar verder alleen gebruikt om te laten zien aan collega's.
Het was logisch dat docenten daar trots waren op het werk dat ze deden, en op de resultaten die ze haalden. Het werd ons al gauw duidelijk dat de leraren een behoorlijke status hadden, en dat leerlingen vooral werden beoordeeld op de mate waarin ze de kennis van de leraar reproduceerden. Het theoretisch niveau op de middelbare school deed, zo werd ons duidelijk, zeker niet onder voor dat van onze leerlingen. Het viel echter wel op dat ze weinig ervaring hadden met het toepassen van deze kennis. Al met al leek het onderwijssysteem een redelijke kopie van het Franse.
Kinderen gaan vanaf vier jaar naar de kleuterschool. Vaak ook al eerder naar een kinderopvang als die er is, omdat veel vrouwen werken. Ook hier valt op de het er allemaal heel traditioneel toegaat. Experimenten om een en ander te ontwikkelen worden mondjesmaat toegestaan door de inspectie.
Van zes tot veertien jaar zitten de kinderen op de basisschool. Daarna is er een vierjarige middelbare school, vaak lyceum genoemd. Wie dat niet kan bolwerken, wordt praktisch opgeleid in het beroepsonderwijs, of gaat ongeschoold werk doen.
Het lyceum leidt in principe op voor de universiteit, die afhankelijk van de inhoud, zowel studenten van ons HBO-niveau als universitair niveau aflevert. Ook op de universiteiten blijken de opleidingen vooral theoretisch van aard zijn. Dat heeft het voordeel dat het relatief goedkoop is, maar afgestudeerden staan wel voor een inhaalslag op toegepast niveau in het begin van hun loopbaan.
Een goed voorbeeld is de medische faculteit. Iedere grote stad kent zo'n universiteit, waar artsen, apothekers, tandartsen en fysiotherapeuten worden opgeleid. In 2023 leverde de universiteit van Iaşi meer dan 1600 basisartsen af. Die hadden ieder zes jaar of langer gestudeerd, enorme boekwerken met kennis in hun hoofd moeten stampen, en als afsluiting een allesomvattend theoretisch examen moeten afleggen, waarbij in een paar uur alles uit hun hoofd moest worden gereproduceerd. De uitslag van dat examen bepaalt aan welke hoogleraar je als student wordt gekoppeld voor een specialisatie. Je mag wel je voorkeur uitspreken, maar de uitslag bepaalt in hoeverre dat beslissend is. Het aantal afgestudeerden is veel groter dan het aantal artsen dat in Roemenië werk kan vinden. Het is dan ook niet vreemd dat veel van hen naar het buitenland vertrekken. Of teruggaan, want Roemenië leidt veel academici uit derdewereldlanden op.
Tijdens de omwenteling rond 1990 is er toch één ding drastisch veranderd: alle docenten Russisch werden ontslagen, tenzij zij Engels konden gaan geven. Niet alleen in het voorgezet onderwijs, maar ook op de basisscholen.
In de jaren '90 hebben we incidenteel geprobeerd bij te dragen aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van IT en Techniek op scholen in Târgu-Neamţ en omstreken. Dat heeft eigenlijk alleen bij het Lyceum in de stad echt wat opgeleverd: het begin van IT-lessen met een aantal afgeschreven computers van het Marnix in Ede. Het is een feit dat Roemenië goed bekend staat om het niveau van hoger opgeleide IT-ers, en tegenwoordig begint dat al in het VO.
In Roemenië speelt politiek altijd een rol in de meeste delen van de maatschappij. Dat betekent bijvoorbeeld dat de leiding van scholen altijd door de politiek is benoemd. Om directeur van een school onderwijsinspecteur te worden moet je dus een toegewijd lid van de politieke partij zijn die op dat moment aan de touwtjes trekt. Kennis van onderwijs en zeker geschiktheid als schoolleider is dus allesbehalve gegarandeerd, met alle gevolgen van dien.
Voor goede, gedreven docenten met visie is het dus niet makkelijk om die uit te dragen of te verwezenlijken. Geld voor onderwijsvernieuwing moet komen van politiek benoemde bestuurders in het district of het land, en die zijn vaak minder geïnteresseerd in echte vooruitgang in het onderwijs.