Ook in Roemenië zijn scholen. Wij waren benieuwd naar hoe het er op zo’n school toegaat. Jullie ook? Ga maar mee!
Op donderdagmiddag 24 oktober 1991, bezochten Marjanke en ik, met Yvonne als tolk, de Scoală General in Târgu-Neamţ.
Deze school is te vergelijken met de Nederlandse basisschool, doorlopend tot en met onze klassen op de dependance. Samen met een kleine duizend andere kinderen gaat Elena Debrescu hier naar school. Ze zit in de hoogste klas, vergelijkbaar met onze 2 atheneum. Elena hoeft pas om half een 's middags te beginnen, want wegens het tekort aan lokalen werken ze hier in ploegendienst. Zo kan het dus ook!
Elena zit in de klas met de slimste kinderen van de school. Die krijgen extra lessen en gaan allemaal naar het lyceum. Vergelijkbaar met ons VWO, klas 3 t/m 6. Wie voor het Lyceum met goede resultaten slaagt kan vervolgens naar de Universiteit in Iaşi of Boekarest.
Lucia Olosutean, de muzieklerares door wie wij zijn uitgenodigd, heeft ons bij het hotel opgehaald. We moeten tien minuten lopen. We stappen de school binnen en wanen ons meteen in de wereld van Ot en Sien. Het gebouw lijkt net zo oud als ons hoofdgebouw in het centrum van Ede. Een klein beetje versleten, maar wel gezellig. In de gangen staan planten.
We missen iets. We weten eerst niet wat, maar al gauw dringt tot ons door wat er zo anders is dan bij ons: nergens ligt rommel! En de planten en de kleedjes: ze zijn helemaal heel! De leerlingen gooien hier niks neer of ze ruimen het meteen weer op.
Na de eerste schok laat de tweede niet lang op zich wachten. We worden binnengelaten in de klas van Elena, die net wiskundeles heeft. Als we binnenkomen gaat de hele klas als één man staan. Pas na een hartelijk welkom van de wiskunde lerares mogen ze weer gaan zitten. Wat is zo'n klas braaf! De kinderen zijn uniform in het blauw gestoken, zitten recht en staan op als ze een vraag stellen. Marjanke wurmt zich in een veel te kleine bank. Op alle banken ligt een gezellig kleedje. Aan de voorkant zit de bekende inktpot en een pennenlaadje. We wanen ons in een onderwijsmuseum.
Voordat de les doorgaat wil de klas eerst wel even les van die vreemde meneer. Zo goed en zo kwaad als dat gaat in het Engels en Roemeens, leer ik ze Russisch vermenigvuldigen, ‘a îmulţi Rusc’. Dat is een raar soort vermenigvuldigen waarbij je allerlei termen optelt en tegelijk een heleboel gewoon wegstreept. Tot grote verbazing van iedereen komt er telkens toch het goede antwoord uit!
Nu zijn Russen hier niet populair en de voorstelling die ik geef van een niet zo slimme Rus wordt zeer gewaardeerd. Het eind van het liedje is dat de meeste kinderen wel snappen hoe de vermenigvuldiging gaat, maar niemand kan echt precies uitleggen waarom de uitkomst juist is.
Na mij gaat de lerares nog even door met waar ze gebleven was: oplossen van stelsels met drie vergelijkingen en drie onbekenden. Toe maar! Daar heeft de vierde bij ons nog moeite mee! Er wordt druk geschreven, Elena krijgt een beurt voor het bord en er heerst een voorbééldige orde.
De klas stelt ons vragen over het schoolleven op het Marnix. Ze willen van alles weten.
In welke klas zit Marjanke? Welke vakken krijgen de kinderen in Nederland? Moeten zij ook huiswerk maken? Hoeveel uur moeten jullie naar school? Alles in keurig Engels. Volgens mij hadden ze het een en ander van te voren ingestudeerd. Ondanks dat krijgen we sterk het idee, dat Roemeense kinderen gemiddeld meer parate kennis krijgen bijgebracht dan bij ons. Tegelijkertijd wordt het onderwijs gegeven op een manier, die bij ons dertig jaar geleden of meer heel gewoon was.
Aan het eind van het lesuur scharrelt onze gastvrouw Lucia uit de diverse klassen de leden van het schoolkoor op. Zenuwachtig komen ze binnen.
Na even repeteren krijgen we een tweetal kerstliederen te horen uit Transsylvanië. Gelukkig is Marcel intussen gearriveerd met zijn videocamera en kan hij dit registreren. We hopen het nog eens te laten zien en horen!
Marjanke vervult haar rol als ambassadrice uitstekend. Ze wordt plotseling razend populair bij de Roemeense kinderen als ze tot slot met grote zakken snoep door de klas gaat. Wij krijgen bloemen. Elke leerling heeft een bloem meegenomen. Uit eigen tuin of anders uit een stadspark.
Na de les wordt het bezoek echt Roemeens voortgezet. We moeten meekomen naar de kamer van de directrice en daar treffen we ook de onderdirecteur aan. Hij trekt net twee flessen champagne open. Na een paar dagen hier voelen we ons steeds minder bezwaard. Dat is iets wat wij moeten leren: gastvrijheid ondergaan. En na een blik in de supermarkt gisteren zijn we er trouwens achter dat een hele fles champagne omgerekend maar een gulden of zo kost.
Bij zo’n gedachte hoor je je te schamen, zo reken je gastvrijheid niet na. Maar ach, het helpt bij ons leerproces. Ook Marjanke moet er dit keer aan geloven. Thee kan niet worden gezet, want de waterleiding in de stad doet het weer eens niet.
We praten nog wat verder. De adjunctdirecteur geeft wiskunde en heeft geen goed woord over voor rekenmachines. Volgens hem kunnen de leerlingen in het Westen door die rotdingen nauwelijks meer rekenen. Hoffelijk antwoorden we dat er een kern van waarheid in zit.
Krijgen de kinderen in Roemenië ook informatiekunde? Jazeker! Maar wel alleen theorie, want computers zijn er natuurlijk niet.
Zou jullie school geen moderne boeken en bijbehorende spullen willen hebben?
‘Ach meneer,’ is het antwoord, ‘we kunnen er niks mee, want het ministerie van onderwijs in Boekarest schrijft onze boeken en die zijn voor alle scholen gelijk. Wij kunnen niet kiezen uit verschillende methodes, zoals bij jullie! En zelf lessen maken, daar hebben we de tijd niet voor. Ook geen zin in, trouwens.’
Als ze horen dat ik Techniek geef, geloven ze dat nauwelijks. Is dat niet ver beneden de intellectuele capaciteiten van jullie leerlingen?
We krijgen wat boeken mee. Om te laten zien in Ede. En of ze onze boeken ook eens mogen bekijken. Wel, dat beloven we. De boeken zijn trouwens gedrukt op een soort kringlooppapier. De plaatjes zijn zo slecht, dat je soms nauwelijks kan zien wat ze voorstellen. Papier is hier erg schaars en men gaat er dan ook heel zuinig mee om. Ondanks dat zijn boeken erg goedkoop: voor vier schoolboeken betaalde ik in de winkel in Piatra-Neamţ nog geen 200 lei: in 1991 ongeveer f 1,50.
We komen tot de conclusie, dat het geen zin heeft allerlei spullen hier naartoe te slepen. Men heeft genoeg om het onderwijs te geven zoals men dat in Roemenië moet geven. Sturen van Westerse hebbedingen geeft waarschijnlijk alleen maar scheve ogen van de scholen in de buurt.
Wat echter heel duidelijk was is het volgende: zowel leerlingen als leraren vinden het heel belangrijk en goed om meer van elkaar te weten. Het bijzondere is dat je dat van twee kanten kunt doen. Als Roemenen èrgens een hekel aan hebben is het wel het vernederende gevoel hulpbehoevend gevonden te worden.
Inmiddels hebben verschillende kinderen uit A2b schriftelijk contact met kinderen in Târgu-Neamţ. Sommige zijn al uitgenodigd vakantie te komen houden in Moldavië.
Kijk. Ook dat is ontwikkelingssamenwerking. Een heel goeie vorm trouwens, want deze vorm helpt de ontwikkeling van beide partijen!
Dat was de school. Toen we weer op straat liepen, terug naar ons hotel moest ik denken aan al die kleine mensjes die werden weggestopt in tehuizen vóórdat ze de kans kregen naar school te gaan. Zullen die ooit hun achterstand wegwerken?
En de kinderen op Scoala nr. 5, hoe lang zou het gaan duren voordat het brave enthousiaste leergedrag van nu is ‘ontwikkeld’ tot het luie en recalcitrante gepuber van kindertjes die het thuis veel te goed hebben…?