Ce greu naştem
Ce uşor munim
Ce cruda esta viaţa
Accest destin sublim
Dana Dascalu. Het gedicht waarmee ik begon is van haar. Ze leeft in het Camin Spital Hîrlau. Tussen de zwakzinnigen. Ik zal haar gedicht eerst vertalen en daarna mogen jullie zeggen of Dana verstandelijk gehandicapt is of niet. Ze schreef:
Zo moeilijk als wij worden geboren,
zo gemakkelijk sterven wij.
Zo wreed als het leven kan zijn,
Net zo prachtig is zijn bestemming.
Dana is dus allesbehalve zwakzinnig. Ze woont in een tehuis omdat ze als kind een ernstige spierziekte kreeg. Haar moeder kon haar thuis niet meer verzorgen. Nu is ze 25 jaar. Haar lichaam kan niet meer wat haar gedachten zo graag zouden willen. Ze kan alleen nog praten.
Dana brengt de hele dag door in een oude rolstoel, waar zij heel blij mee is. Altijd zie je een kluitje bewoners om haar heen. Ze duwen haar overal heen. Waar ze ook maar naartoe wil, of waar de duwers haar toevallig brengen.
Dana vertelt verhalen. Verhalen die ze zelf verzint. Elke dag komen er nieuwe bij en ze worden steeds mooier. Of triester. Soms triester en mooier tegelijk. Haar gehandicapte medebewoners hangen aan haar lippen. Zij weten niet dat de verhalen allemaal gaan over de Dana die zij zo graag had willen zijn. Dana Dascalu, balletdanseres en dichteres.
De eerste keer dat een medisch hulpteam het tehuis bezocht, trof een van de artsen haar aan, liggend in een halfdonkere kamer, op een vervuild bed. Om haar heen de onafscheidelijke luisteraars. De vulling van haar bestaan. Ze stond dokter Jan Broeders te woord in perfect Engels. Hij informeerde belangstellend naar haar ziekteverloop en haar levenskansen. Nog een paar jaar, hooguit.
Toen hij Dana naar haar adres vroeg - hij wilde haar kerstkaarten laten sturen - begon ze ineens hartverscheurend te snikken. Jan vroeg waarom ze huilde. Ze bekende: dit is de aller-, allereerste keer, dat iemand op deze wereld naar mijn adres vraagt. Zomaar. Iemand anders wil zomaar weten wat mijn plaats is op deze wereld. Iemand heeft mij ontdekt. Ik ben weer een mens...!
's Avonds kreeg de dokter een briefje. Van Dana. De directrice van het tehuis had het voor haar opgeschreven. Er stond in: "Ik ben voor meer dan de helft gehandicapt, maar ik houd niet van halfslachtigheid.
Mijn echte ik heeft het recht om lief te hebben, te geloven, te hopen. Maar ook mijn dromen zijn gehandicapt. De werkelijkheid maakt ze onwerkelijk. Alle jongeren gaan naar scholen, kerken en universiteiten en stippelen dagelijks hun weg uit naar leven en geluk. Als in een verhaal is dat recht mij ontnomen.
De mensen hebben medelijden met mij. Soms doet me dat goed. Vaak maakt me dat ziek. In mijn verhalen voor de mensen leef ik het leven, dat mij is ontstolen. Ik hou het niet lang meer vol. En toch...houd ik niet van halfslachtigheid."
Voor zover ik weet, leeft Dana nog. In elk geval was ze hoop ik voor jou even ‘spring’levend. Vergeleken bij haar, zijn wij soms maar ‘dooie dienders’.
Op de muur van haar groezelige kamertje heeft Dana een spreuk laten schilderen. Er staat: "Ook een geknakte bloem kan aan het landschap schoonheid geven, zolang er zonnestralen zijn die haar beschijnen."
Zonnetjes, doe je best...! Schijn zo nu en dan even voor Dana Dascalu, verhalenvertelster?